Wat is de betekenis van Haags?

Haags - Bijvoeglijk naamwoord 1. (demoniem) op Den Haag ('s-Gravenhage) betrekking hebbend Woordherkomst Afgeleid van Hagen met het achtervoegsel -s Uitdrukkingen en gezegden ♦ Haags bakkie [pleur] Een klein kopje koffie Synoniemen 's-Gravenhaag...

Hagenaars zijn, zoals het in de volksmond luidt, ongastvrij, zuinig, dikdoenerig en zelfgenoegzaam. Deze karaktertrekken vinden we dan ook terug in verscheidene vaste verbindingen: 1. een -e antenne,antenne op een auto zonder dat er een autoradio aanwezig is (Van Dak 1992). 2. een - bakje (pleur),een kopje koffie dat niet helemaal vol is. Een verwi...

zie bos.

I. bn., 1. van, uit ’s-Gravenhage : een Haagsmeisje; het Haagse Bos; 2. van de Hagenaars; Haagse bluf, Haagse wind, die men de Hagenaars toeschrijft ; II. zn., o., de tongval, het dialect van der Hagenaars.

1. bn., bw. ([als] van, uit. in, eigen aan, betrekking hebbende op ’s-Gravenhage): het Haagse bos; 2. o. (het Haagse dialect): echt Haags.

(ha:chs) 1. bn. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende Den Haag : -e hopjes: het -e Bos; -e bluf, wind. 2. o. Haags dialekt.

I. bn., 1. van, uit ‘s-Gravenhage: het Haagse Bos; 2. van de Hagenaars; Haagse wind, grootspraak die men de Hagenaars toeschrijft; II. zn., o., de tongval, het dialect van de Hagenaars.

...

...