Wat is de betekenis van Gunnen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gunnen

gunnen - Werkwoord 1. voldoening hebben dat iemand anders iets heeft of verkrijgt Die promotie was hem zeker gegund.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gunnen

gunnen - regelmatig werkwoord uitspraak: gun-nen 1. zonder jaloezie toestaan dat iemand anders iets heeft ♢ hij gunt mij die dure auto wel 2. iets aan jezelf toestaan ♢ ze gunt zich geen moment...

2024-04-25
Arbeidsmarktmakelaars begrippenlijst

H. van Lieshout (2007)

Gunnen

Het proces van het inhuren van re-integratiebedrijven voor het re-integreren van relatief moeilijk plaatsbare werkzoekenden.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gunnen

v., gunne; iem. wel wat —, immen wol hwat tahawwe wolle.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gunnen

(gunde, heeft gegund), 1. uit genade, goedertieren- of welwillendheid verlenen, schenken : iem. genade gunnen ; genieten van wat de Heer ons gunt;het was hem niet gegund haar nog te zien, het lot had het anders beschikt; — in zwakkere opvatting : vriendelijk schenken of toestaan: iemand een blik op iets gunnen ;...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gunnen

gunde, h. gegund (1 gaarne hebben, dat iem. iets krijgt of heeft; 2 toestaan, verlenen, toewijzen; 3 laten): 1. ik gun hem dit voordeel van harte; iem. de klandizie gunnen; het is je gegund! 2. de uren, ons nog gegund; de aanbesteding is hem gegund; iem. de eer het genoegen gunnen, zich geen rust veroorloven; 3. iem. geen tijd gunnen; zegsw. ik gu...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gunnen

(gunde, heeft gegund) 1. toestaan, verlenen, bewijzen: de tijd die God ons gunt; iemand de eer, het genoegen -; iemand de klandizie -. ➝ beet. 2. veroorloven, laten; zich geen rust -. 3. gaarne hebben dat iemand iets heeft, krijgt: het is je gegund! Ik gun je dat of die pret, ik benijd je niet. Tgst. ➝ benijden.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gunnen

(gunde, heeft gegund), (overg.) 1. gaarne hebben dat iemand over iets de beschikking heeft of krijgt: ik gun hem dat buitenkansje; het was hem niet gegund haar nog te zien, het lot had het anders beschikt; (in zwakkere opvatting) vriendelijk schenken of toestaan: iemand een blik op iets gun mij uw welwillende aandacht; 2. schenken, verlenen, toest...