gummi
(1968) (ook: gummijasje) (inf.) condoom. 'Gummiwaren' is ook een eufemistische term. • Ik was weer gezellig dronken. Maar toch durfde ik met die Engelse mokkels niks te doen zonder gummi. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968) • Een paar weken was ik heel voorzichtig en flepte ik netjes met een gummitje aa...