Wat is de betekenis van Guiten?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

guiten

guiten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord guit

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Guiten

(guitte, heeft geguit), 1. (veroud.) spotten, de gek steken, schelden; 2. (gew.) kraaien van plezier (van kinderen); 3. (gew.) schreien, drenzen: dat kind loopt de hele dag te guiten; 4. (gew.) huilen, gieren van de wind: wat guit die wind in de schoorsteen.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Guiten

GUITEN, (guitte, heeft geguit), (veroud.) spotten, den gek steken, schelden; — (gew.) kraaien van plezier (van kinderen); — (gew.) schreien, drenzen dat kind loopt den heelen dag te guiten; — (ook gew.) huilen, gieren van den wind wat guit die wind in den schoorsteen.