Wat is de betekenis van Guich?

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Guich

v., (veroud.) grimas, gezicht; iemand de guich misteken, hem bespotten.

2024-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

guich

v. guichje (honende beweging, spottend gebaar, vooral met de tong; grimas, kuur, bespotting); ook, guig.

2024-03-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

guich

v. (-je) honende beweging vooral met de tong: iemand de nasteken, hem bespotten.

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Guich

GUICH, ook GUIG. v. (w. g.) grimas, gezicht, bespotting; iemand de guig nasteken, hem bespotten.