Wat is de betekenis van gruttenbuik?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gruttenbuik

(19e eeuw) (Leiden) weesjongen. Vgl. grutteneter: een matroos die voortdurend grutten (gekookte rijst) voorgeschoteld krijgt. • (Kinder-courant. 1854) • Vuile gore pappens, kakmadam, loeder, lendeka, gruttebuik. Je kan wel hore dat je er een bent van de natte flors. (Wout Bodrij: Een stem uit de achterbuurt. 1980)

2024-04-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

gruttenbuik

(Leiden) weesjongen. Vgl. grutteneter: een matroos die voortdurend grutten ((geplette) gerst/gort) voorgeschoteld krijgt. Vuile gore pappens, kakmadam, loeder, lendeka, gruttebuik. Je kan wel hore dat je er een bent van de natte flors. (Wout Bodrij, Een stem uit de achterbuurt, 1980)

Gerelateerde zoekopdrachten