Wat is de betekenis van grossist?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

grossist

grossier. groothandelaar die vooral op de binnenlandse markt inkoopt en levert aan de detailhandel en aan grootverbruikers; grossier. Voorbeelden: In een winkel van de goede oude stempel heeft men inderdaad alles, maar het is niet altijd binnen, het is onderweg. Soms is het even binnen geweest, maar er was ineens zoveel vraag naar da...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

grossist

(de, -en) grossier. Alleen de apotheker en de grossist lijken op het eerste gezicht financieel nadeel te hebben bij de maatregel. - DM, 20-12-2002.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

grossist

Grossier, groothandelaar. Al die grote fortuinen van die... fabrikanten, commerqanten, speculanten, grossisten en setera, die moeten toch verdiend zijn met miljoenen en miljoenen per jaar, WALSCHAP 1976, 136.

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Grossist

grossier.