Wat is de betekenis van grootvader?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

grootvader

opa. vader van iemands vader of moeder; opa. Voorbeelden: De vrouwen hadden zich met de vaat in de keuken teruggetrokken, de ooms, grootvaders en vaders bleven met de kinderen aan tafel zitten. Elisabeth Reichart, Het zondagsgebraad, 2001 Eerst komt een beeld waarop grootvader met al zijn zonen te zien is, daarna komen ze een...

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

grootvader

(1912) (schol.) oude leerling. • Voor nr. 1 van de klas hoorde ik : de prof, 'n Oude leerling in een klas heet hier een grootvader. (De Preanger-bode, 10/08/1912)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootvader

grootvader - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) de vader van een ouder Na school ging de jongen altijd bij zijn grootvader langs. Woordherkomst samenstelling van groot en vader Synoniemen opa Verwante begrippen grootmoeder, grootouder, kleindochter, kleinkind, klein...

2024-04-20
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Grootvader

Grootvader - hij is zijn eigen grootvader: uitdr. in Ned.-Indië voor een jonge kerel, die erg deftig en ouwelijk doet.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grootvader

grootvader - zelfstandig naamwoord uitspraak: groot-va-der 1. vader van je moeder of vader ♢ mijn grootvader werd tachtig Zelfstandig naamwoord: groot-va-der de grootvader de grootvaders...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grootvader

s., pake, oarreheit.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootvader

m. (-s), iemands vadersvader of moedersvader; iemand die kleinkinderen heeft: mijn grootvader is nu een man van tachtig jaar ; je bent al vroeg grootvader; — in grootvaders tijden, in de oude tijd, in de dagen van olim, langvervlogen dagen; — (ook) hoogbejaard, stokoud man.