Wat is de betekenis van Grootte?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootte

grootte - Zelfstandignaamwoord 1. de mate waarin iets groot is, de afmeting Een meloen ter grootte van een voetbal. Woordherkomst Afgeleid van groot met het achtervoegsel -te. Synoniemen maat omvang

2024-04-18
Woordenboek van het Kadaster

Kadaster (2017)

Grootte

De grootte is de omvang van een perceel zoals vastgesteld en vastgelegd door het Kadaster, uitgedrukt in een oppervlakte-eenheid.

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grootte

grootte - zelfstandig naamwoord uitspraak: groot-te 1. hoe lang, breed of hoog het is ♢ de grootte van de zaal was enorm 1. op ware grootte [net zo groot als in werkelijkheid] ...

2024-04-18
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grootte

omvang.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grootte

s., greatte, greatens.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootte

v. (-n, -s), 1. de hoedanigheid van groot te zijn: door zijn grootte kon het schip in de haven niet wenden; (zegsw.) het is in de grootte niet gelegen, anders zou de koe de haas wel vangen; 2. uitgebreidheid, omvang, (breedte, lengte, dikte, oppervlakte enz.): de polder heeft een grootte van bijna 300 bunder; stukken van ve...

2024-04-18
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GROOTTE

of magnitude, maat voor de helderheid van de sterren. Reeds in de Oudheid verdeelde men de met het blote oog zichtbare sterren naar de helderheid in zes klassen, de helderste sterren zijn van de eerste grootte, de zwakste van de zesde. Reeds Ptolemaeus (150 n. Chr.) gebruikte deze indeling in de Almagest. Later bleek dat een gemiddeld...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootte

v. grootten, (spreekt, ook groottes) (1 de hoedanigheid van groot te zijn, van meer dan gewone afmetingen te zijn; meer dan gewone omvang, uitgestrektheid enz.; 2 omvang, breedte, lengte enz., uitgestrektheid, afmeting): 1. die winkel onderscheidt zich door zijn grootte; 2. de grootte van de aarde, van een stad; een ster van de eerste, van de twee...