Grootspreken
v., swetse, sprekke, poffe, poche, opsprekke, opswetse, út in great, heech gat blaze; -d, blastich.
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., swetse, sprekke, poffe, poche, opsprekke, opswetse, út in great, heech gat blaze; -d, blastich.
J.H. van Dale (1898)
GROOTSPREKEN, o. snoeven, pochen: hij kan het grootspreken niet laten. GROOTSPREKER, m. (-s), pocher, bluffer: ik stopte den grootspreker den mond; (zegsw.) ik heb alles van goud en zilver, zelfs mijn koperen ketels, zei de grootspreker. GROOTSPREEKSTER, v. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: