Wat is de betekenis van Grootoor?

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootoor

v. (...oren), inheemse soort van vleermuis (Plecotus auritus), die zich kenmerkt door zeer grote oren.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootoor

v. grootoren (soort van vleermuis; Lat. plecotus auritis).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootoor

(...oren) 1. m. en v. persoon met grote oren. 2. v. inheemse vleermuis met grote oren en ver uitspanbare vlieghuid (Plecotus auritus): de slaapt over dag en fladdert geruisloos in de warme nachten.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootoor

GROOTOOR, m, en v. (-en), iem. die groote ooren heeft; — (ook) groote soort van vleermuis (plecotus auritus), die zich kenmerkt door zeer groote ooren.