Wat is de betekenis van Grootofficier?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Lexicon van het Koninklijk Huis

F.J.J. Tebbe (2005)

grootofficier

In de hofhouding kende men tot voor kort de rang van grootofficier. Die status was doorgaans verbonden aan een hoge functie met het voorvoegsel opper-, zoals opperkamerheer, opperintendant, opperhofmaarschalk of opperschenker. Van de militairen binnen de hofhouding werd de adjudant-generaal, chef Militaire Huis, aangemerkt als grootofficier. Zeker...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootofficier

m. (-en), 1. alg. aanduiding voor de grootwaardigheidsbekleders bij het huis van een vorstelijk persoon (de Opperkamerheer, Opperceremoniemeester, Opperjagermeester enz.); 2. titel van de opperste waardigheidsbekleders bij de orde der Vrijmetselaren (de Groot-Opzieners, Groot-Redenaar, Grootsecretaris enz.); 3. benaming van een der hoogste rangen...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootofficier

m. grootofficieren (waardigheidsbekleder aan het hof): de Opper-Kamerheer is een grootofficier; bij uitbr. een grootofficier van de orde der Vrijmetselaren; grootofficier van het Legioen van Eer, één rang lager dan grootkruis.

2024-04-20
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Grootofficier

Een der opperste ambtenaren van het huis van een vorst. De grootofficieren van het huis der Koningin zijn: de opperkamerheer, de opperceremoniemeester, de opperjagermeester, de opperschenker, de opperstalmeester, de adjudanten-generaal en de grootmeester als hoogste ambtenaar. Titel van de opperste waardigheidsbekleders der vrijmetselaren: grootoff...

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootofficier

m. (-en) boven andere verheven officier nl. 1. waardigheidsbekleder aan het hof: de Opper-Kamerheer is een -. 2. titel van een waardigheidsbekleder bij een hoofdafdeling van de orde der vrijmetselaars. 3. hoge rang bij ridderorden, één lager dan grootkruis: van de Oranje-Nassauorde.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grootofficier

m. (-en), 1. waardigheidsbekleder aan het hof; 2. opperste waardigheidsbekleder bij de orde van de vrijmetselaren; 3. een van de hoogste rangen bij sommige ridderorden, tussen grootkruis en commandeur in: grootofficier in de orde van Oranje-Nassau.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootofficier

GROOTOFFICIER, m. (-en), een der grootwaardigheidsbekleeders bij het huis van een vorstelijk persoon (de Opperkamerheer, Opperceremoniemeester, Opperjagermeester enz.); — (ook) titel van de opperste waardigheidsbekleeders bij de orde der Vrijmetselaren (de Groot-Opzieners, Groot-Redenaar, Groot-Secretaris enz.); — (ook) benaming van ee...

Gerelateerde zoekopdrachten