Wat is de betekenis van Grootmachtig?

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootmachtig

bn. (-er, -st), zeer groot in macht of aanzien: grootmachtig Opperwezen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootmachtig

bn. (bijzonder machtig): wie is als God grootmachtig? grootmachtig opperwezen! een grootmachtig vorst; bij uitbr. het grootmachtig hof des keizers.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootmachtig

bn. (-er, -st) 1. biezonder machtig: Opperwezen! 2. zeer heerlijk: een hof.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootmachtig

GROOTMACHTIG, bn. (-er, -st), zeer groot in macht of aanzien: grootmachtig Opperwezen.

Gerelateerde zoekopdrachten