Wat is de betekenis van grootheid?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootheid

grootheid - Zelfstandignaamwoord 1. (wiskunde) zaak in zoverre die voor vermeerdering en vermindering vatbaar is, iets meetbaars en/of kwantificeerbaars 2. belangrijk personage Woordherkomst afgeleid van groot met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen [1] grootte, hoeveelheid, kwantiteit, sterkte, eenheid, geldhoe...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grootheid

grootheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: groot-heid 1. belangrijk mens ♢ hij is een grootheid in de muziekwereld 2. rekenkundige eenheid ♢ kilo's en meters zijn verschillende grootheden...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grootheid

voortreflikheid, hoogheid, aansien; kwantiteit (wisk.).

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grootheid

s., greatens, greatheit, greatme.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootheid

v., I. abstr., 1. het groot-zijn : grootheid van lichaam gaat dikwijls gepaard met kleinheid van verstand ; ik zal door de grootheid meer goedertierenheid in uw huis ingaan (Ps. 5:8); 2. hoogheid, verhevenheid, aanzien: de aardse grootheid is onbestendig; 3. heerlijkheid, luister: de grootheid Gods; 4. verhevenheid, hoogheid van geest of...

2024-04-23
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GROOTHEID

noemt men in de natuurkunde de uitkomst van een meting, d.i. van de vergelijking van een physisch verschijnsel met een daartoe aangenomen eenheid van maat. Daar deze uitkomst afhankelijk is van de nauwkeurigheid der instrumenten en van de draagwijdte van de definitie van het gemeten verschijnsel, zijn physische grootheden steeds benaderde wa...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootheid

v., in bet. 3 grootheden (1 de eigenschap van iets, dat groot is; 2 fig. voortreffelijkheid, aanzienlijkheid, hoogheid; 3 meetk., rekenk. of nat.: uitgebreidheid): 1. de grootheid van ons geluk; 2. grootheid van geest; zedelijke grootheid; de grootheid Gods; 3. alles wat afmeting, zwaarte, kracht enz. heeft, is een grootheid; nog: een onbekende g...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootheid

v. (...heden) I. Eig. het groot zijn o. a. 1. het groot zijn: de van lichaam. 2. de Gods. 3. van stand, zedelijke -. II. Metn. wat of wie groot is o. a. 1. alles wat vermeerderen of verminderen kan: de wiskunde handelt over ...heden; homogene ...heden zijn door dezelfde eenheid te meten. 2. Scherts, (aanzienlijk) persoon: een onbekende -.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Grootheid

Grootheid - Wiskundig (of natuurkundig) begrip, waaraan door telling of meting (weging enz.) een getalwaarde gekoppeld kan worden ; bijv. lengte, die na meting gelijk gevonden wordt aan een zeker aantal meters, tijdsduur als aantal uren, oppervlakte als aantal vierkante meters, gewicht als aantal grammen, enz.