grondsop
afsaksel, besinksel, moer.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., het vocht dat zich op de bodem van iets bevindt, inz. het bezinksel van een drank (in een vat, een fles enz.), droesem, moer; — (oneig.) iets bitters of onaangenaams dat op het aangename volgt: — het grondsop is voor de goddelozen (zie dat woord).
M. J. Koenen's (1937)
o. (droesem, bezinksel, moer): zegsw. het grondsop is voor de goddelozen, scherts, als het laatste restje wijn van de fles aan een gast wordt ingeschonken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: