Wat is de betekenis van Grombaard?

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grombaard

m. (-en), iemand die in de baard gromt, inz. een oudgediende, een veteraan.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grombaard

m. grombaarden (eig. iem., die in zijn baard gromt; inz. oudgediende, veteraan).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grombaard

('grom) m. (-en) 1. Algm. hij die in zijn baard gromt. 2. Inz. oudgediende, veteraan.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grombaard

m. (-en), iemand die in de baard gromt, m.n. een oudgediende, een veteraan.

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

grombaard

grombaard - m., oudgediende.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grombaard

GROMBAARD, m. (-en), iemand die in den baard gromt, inz. een oudgediende, een veteraan.

Gerelateerde zoekopdrachten