Wat is de betekenis van grol?

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grol

grol - Zelfstandignaamwoord 1. Aardigheid, gekheid, frats, gril, grap. grol - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grollen ♢ Ik grol 2. gebiedende wijs van grollen grol! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoo...

2024-03-28
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Grol

1. Evenals Van Grol een herkomstnaam die duidt op herkomst uit Grol(le) = Groenlo in de Achterhoek of eventueel uit het gehucht Groll bij Breckerfeld in de Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen. 2. Bijnaam voor een knorrepot, iemand die grolt (Duits).

2024-03-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

grol

I. Pers. die steeds moppert: brompot, knorrepot. - Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C. en T. II. Het brommen, knorren; knorrend, rommelend geluid; gebrom, gegrom; - in, op zijn grol zijn, slecht gehumeurd zijn. Hij (zag) de hond, de tanden bloot, naar hem loeren met ’n hese grol, LANGENS 1947, 100. Wanneer hij ten slotte zijn dichtg...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grol

I. m. (-len), (Zuidn.) die grolt, knorrepot; II. v. (-len), 1. dwaas vertelseltje, gebeuzel: grollen vertellen, (of verkopen); 2. dwaze kunst, frats (inz. in toepassing op toverkunsten en duivelskunstenarijen): de grollen van een duivelbanner; 3. koddig gezegde, grap, aardigheid : ik moet lachen om zijn grollen ; 4....