Wat is de betekenis van Groenvink?

2024-04-20
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

groenvink

(de, -en), 1. naam voor het wijfje en de jongen van de geelbuiktangara (anijsvink, blauwvink (1), enz. Tangara mexicana). 2. naam voor het wijfje en de jongen van de blauwe dacnis (blauwe petpet of blauwvink (2), Dacnis cayana), een suikervogel. In de kolonie staat de Ultramarijn Suikervogel bekend als Blauw-vink, doch het groene wijfje daarenteg...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Groenvink

m. (-en), groene, vinkachtige vogel (Ghloris chloris).

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

groenvink

m. groenvinken (groenling): een eenzame groenvink zingt nog zijn lied.

2024-04-20
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Groenvink

Groenvink - → Groenling.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

groenvink

('groen) m. en v, (-en) vink groen als de bomen waarin hij leeft en nestelt (Fringilla chloris).

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

groenvink

v./m. (-en), →groenling.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Groenvink

GROENVINK, m. (-en), zekere groene vogel (fringilla chloris), ...VLIEG, v. (-en), Spaansche vlieg (cantharis vesicatoria); ...VOEDER, ...VOER, o. gras, lof van knollen, spurrie en ander veevoeder, dat groen aan het vee wordt gegeven (in tegenst. met het gedroogde hooi): groenvoeder inkuilen,{ in een kuil inzouten.