Groenoog
o., gebrek aan het oog van een paard waarbij de oogappel een groenachtige weerschijn heeft.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., gebrek aan het oog van een paard waarbij de oogappel een groenachtige weerschijn heeft.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., gebrek aan het oog van een paard waarbij de oogappel een groenachtige weerschijn heeft.
J.H. van Dale (1898)
GROENOOG, o. zeker gebrek aan het oog van een paard, als de oogappel een groenachtigen weerschijn heeft; —, m. en v. iemand die groene oogen heeft. GROENOOGIG, bn. met groene oogen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: