Wat is de betekenis van Groenoog?

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Groenoog

o., gebrek aan het oog van een paard waarbij de oogappel een groenachtige weerschijn heeft.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

groenoog

o., gebrek aan het oog van een paard waarbij de oogappel een groenachtige weerschijn heeft.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Groenoog

GROENOOG, o. zeker gebrek aan het oog van een paard, als de oogappel een groenachtigen weerschijn heeft; —, m. en v. iemand die groene oogen heeft. GROENOOGIG, bn. met groene oogen.

Gerelateerde zoekopdrachten