Wat is de betekenis van Groenhout?

2024-03-29
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Groenhout

Franciscus van (Haarlem 1651 Zaandam 1714). Rooms-Katholiek priester te Zaandam (het Kalf). Van Groenhout, afkomstig uit gegoede familie, werd in 1684 pastoor van ’t Kalf. Hij was zeer geleerd en beheerste het Latijn, Grieks, Hebreeuws, Frans en Italiaans. Voorts was hij kapittelheer van Haarlem. Eind 1700 reisde hij in gezelschap van mgr. P...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Groenhout

o., levend hout, (al te) vers, niet droog: hout.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

groenhout

o. (levend hout).

Wil je toegang tot alle 7 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

groenhout

o. vers, nog levend hout. Tgst. droog hout.

Gerelateerde zoekopdrachten