Wat is de betekenis van gril?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gril

gril - Zelfstandignaamwoord 1. (m) een onwillekeurige rilling, vooral veroorzaakt door afschuw Ze kon bij die aanblik haar grillen nauwelijks de baas blijven. 2. (f)/(m) onredelijk en willekeurig gedrag Ik heb genoeg van je grillen en...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gril

gril - zelfstandig naamwoord 1. plotselinge gedachte of stemming die gauw weer overgaat ♢ het zoeken naar een baan is maar een gril van haar Zelfstandig naamwoord: gril de gril de grillen Synoniem...

2024-04-19
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Gril

Friese benaming voor enkele soorten Strandlopers, zoals de Bünte Gril ( = Bonte Strandloper), het Griltsje ← en de Wettergril (zie sub Skiere Wettergril).

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gril

- aprilse grillen, veranderlijk weer in april. Aprilse grillen midden in de zomer, weermannen hebben er maar één woord voor: de koudeput. - DM, 08-08-2002. - maartse buien, aprilse grillen, wisselvallig weer in het voorjaar.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

gril

In de verb.: aprilse grillen, veranderlijk weer in april; Maartse buien, Aprilse grillen.

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

gril

gril - coïtus; eig. ‘plotseling opkomende begeerte’ of ‘beuzelarij'? (in het laatste geval te vergelijken met dreutelen e.d.). Wie had immers durven dencken, Dat die ouwe kouwe ram. 't Meysjen tol den gril sou wencken. En verlaten dan het lam (= het wicht, H.), N. Klucht. Amst. Mane-schyn [1640].

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gril

nuk, luim, inval, rilling; gegril, huiwer, gru, ril.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gril

s., lúm, kuer, klucht; -len, gritsen, kunsten, kluchten, oankomsten.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gril

rooster; être sur le gril, op hete kolen staan.