gril
gril - Zelfstandignaamwoord 1. (m) een onwillekeurige rilling, vooral veroorzaakt door afschuw ♢ Ze kon bij die aanblik haar grillen nauwelijks de baas blijven. 2. (f)/(m) onredelijk en willekeurig gedrag ♢ Ik heb genoeg van je grillen en...
Wiktionary (2019)
gril - Zelfstandignaamwoord 1. (m) een onwillekeurige rilling, vooral veroorzaakt door afschuw ♢ Ze kon bij die aanblik haar grillen nauwelijks de baas blijven. 2. (f)/(m) onredelijk en willekeurig gedrag ♢ Ik heb genoeg van je grillen en...
Muiswerk Educatief (2017)
gril - zelfstandig naamwoord 1. plotselinge gedachte of stemming die gauw weer overgaat ♢ het zoeken naar een baan is maar een gril van haar Zelfstandig naamwoord: gril de gril de grillen Synoniem...
Klaas J. Eigenhuis (2004)
Friese benaming voor enkele soorten Strandlopers, zoals de Bünte Gril ( = Bonte Strandloper), het Griltsje ← en de Wettergril (zie sub Skiere Wettergril).
Peter Bakema (2003)
- aprilse grillen, veranderlijk weer in april. Aprilse grillen midden in de zomer, weermannen hebben er maar één woord voor: de koudeput. - DM, 08-08-2002. - maartse buien, aprilse grillen, wisselvallig weer in het voorjaar.
Hans Heestermans (1977)
gril - coïtus; eig. ‘plotseling opkomende begeerte’ of ‘beuzelarij'? (in het laatste geval te vergelijken met dreutelen e.d.). Wie had immers durven dencken, Dat die ouwe kouwe ram. 't Meysjen tol den gril sou wencken. En verlaten dan het lam (= het wicht, H.), N. Klucht. Amst. Mane-schyn [1640].
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: