Wat is de betekenis van grijzig?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grijzig

grijzig - Bijvoeglijk naamwoord 1. iets dat een beetje grijs is De oude man met het grijzige haar liep kromgebogen achter zijn rollator. De volgende morgen staarde ons een groot eenpersoonsmatras treurig aan. Het leunde op zijn kant tegen een lantaarnpaal. Op he...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grijzig

bn., grijsachtig : een grijzige lucht.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grijzig

bn. (grijsachtig): een grijzige lucht, grijzige ogen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grijzig

('grijzəch) bn. grijsachtig : een -e lucht.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grijzig

GRIJZIG, bn. grijsachtig: eene grijzige lucht. GRIJZIGHEID, v. grijsheid.