Wat is de betekenis van grien?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grien

grien - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grienen ♢ Ik grien 2. gebiedende wijs van grienen grien! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grienen grien je?

2024-04-19
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Grien

groen; Nieuwhoogduits grün.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grien

m. en v. (-en), iem. die dikwijls, om een kleinigheid grient, uitsl. van kinderen gezegd.

2024-04-19
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Grien

Grien - (Grün, Hans Baldung), zie BALDUNG.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grien

GRIEN, m. en v. (-en), iem. die dikwijls, om eene kleinigheid grient, uitsl. van kinderen gezegd.