Wat is de betekenis van griebels?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

griebels

1) (1947) uitroep van ergernis. Vaak voorafgegaan door 'grote'. Ook wel: grote (of: goeie) griebels. • Wat is dat nu weer? Hij kijkt en ... gróte griebels, het is een dikke, kwaadkijkende slang, die zijn been vasthoudt! (Nieuwe Vlaardingsche courant, 03/11/1947) • Goeie griebels, zeg, ik heb in de laatste ti...

2024-03-29
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

griebels

Griebels is een vormvariant van griewels ‘rillingen, kriebels’. Met die betekenis heeft de uitroep van verbazing, ongenoegen en andere teleurstellingen grote griebels niets te maken. Het klankschilderende karakter van de Igrl maakt deze woordgroep zeer geschikt om als vriendelijk, niet-kwetsend alternatief op...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Griebels

m. mv., (gew.) fratsen, kunsten, grimassen : maak toch zulke malle griebels niet.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Griebels

GRIEBELS, m. mv. (gew.) fratsen, kunsten. grimassen maak toch zulke malle griebels niet.