grasspriet
1) (1984) (spot.) lang, mager persoon. Zie ook: spriet*. • Grasspriet: mager persoon. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984) • (Hans Heestermans: Luilebol!: het Nederlands scheldwoordenboek. 1989) • De grootste beer werd getakeld door een magere grasspriet, daarna gingen we weer verder. (HD Magazine, november 2...