Wat is de betekenis van graspieper?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

graspieper

bruine zangvogel die op grasland leeft. overwegend bruine zangvogel met een lange staart die in Nederland en België veel voorkomt en daar, in tegenstelling tot andere piepers, vooral veel op nat grasland leeft. Voorbeelden: In de schrale graslanden doen krakeend en graspieper het goed. http://www.ilperveld.nl/site_life/ned/ac...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

graspieper

graspieper - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) Anthus pratensis, een zangvogel uit de familie Motacillidae Woordherkomst samenstelling van gras en pieper

2024-04-24
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Graspieper

De algemeenste piepersoort in Nederland. Heeft geen opvallende kenmerken, maar roep en zang zijn karakteristiek. Broedt in allerlei open landschappen, het talrijkst in open duinen. Hij is daar een belangrijke waardvogel voor de koekoek. Is als broedvogel sterk achteruitgegaan, vooral in grasland, maar trekt nog wel talrijk door, vooral in april en...

2024-04-24
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Graspieper

Anthuspratensis (Linnaeus: Alauda) 1758. Genoemd naar zijn biotoop, graslanden en andere grazige plaatsen. 'Pieper' ← naar het fijnpiepend geluid dat de vogel maakt (vooral de vluchtroep "iest-iest-iest"). Linnaeus 1758 deelde de Piepers in bij de Leeuwerikken. De beschrijvingen van diens 1e der Leeuwerikken, "Alauda a...

2024-04-24
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

GRASPIEPER

→ Piepers.

2024-04-24
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

GRASPIEPER

(Fr.: piipljurk). Vogel. Algemeen in weidestreken.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Graspieper

s., sé-, strân-, da(e)m-, piipljurk, piper, reidfink, greidepiper.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Graspieper

m. (-s), akker- of veldleeuwerik (Anthus pratensis).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

graspieper

m. graspiepers = grasleeuwerik in Z.-N.