Wat is de betekenis van grammatica?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grammatica

grammatica - Zelfstandignaamwoord 1. (grammatica) een systeem van regels en principes voor het schrijven en spreken van een taal Synoniemen spraakkunst, spraakleer Verwante begrippen syntaxis

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grammatica

grammatica - zelfstandig naamwoord uitspraak: gram-ma-ti-ca 1. de taalregels van een taal ♢ in de Nederlandse grammatica hoort het onderwerp bij de persoonsvorm Zelfstandig naamwoord: gram-ma-ti-ca de grammatica...

2024-03-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

GRAMMATICA

De constructie en de volgorde zijn niet altijd die van de noordelijke contreien: ‘Dat is voor niets nodig’ (Dat is nergens voor nodig). ‘Het is goed dat hij er geen gras laat over groeien. Spijtig dat hij daar niet komen over praten is. Ik hoop dat we daar later geen problemen gaan mee krijgen. Je bent er moeten mee stoppen.&rsquo...

2024-03-29
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Grammatica

(o.), syn. spraakkunst; de verzameling van alle regels van een taal en de uitzonderingen daarop; de beschrijving van het taalsysteem van een bepaalde taal; descriptieve ~ de beschrijving of het model van de ‘inwendige’ grammatica die elke spreker van de taal bezit; prescriptieve ~ een grammatica die voorschrijft hoe men zou moeten spre...

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Grammatica

[Lat. - (ars) = taalkundige (kunst), Gr. grammatikè, van gramma = letter, geschrift, van graphein = schrijven] spraakleer, -kunst; leerboek daarvan.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Grammatica

(grammatika) spraakkunst

2024-03-29
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

grammatica

spraakkunst.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grammatica

(Gr.-Lat.), v. (-’s), 1. spraakkunst, spraakleer ; 2. boek waarin een spraakleer behandeld is.