grammatica
grammatica - Zelfstandignaamwoord 1. (grammatica) een systeem van regels en principes voor het schrijven en spreken van een taal Synoniemen spraakkunst, spraakleer Verwante begrippen syntaxis
Wiktionary (2019)
grammatica - Zelfstandignaamwoord 1. (grammatica) een systeem van regels en principes voor het schrijven en spreken van een taal Synoniemen spraakkunst, spraakleer Verwante begrippen syntaxis
Direct toegang tot alle 15 resultaten over grammatica?
Muiswerk Educatief (2017)
grammatica - zelfstandig naamwoord uitspraak: gram-ma-ti-ca 1. de taalregels van een taal ♢ in de Nederlandse grammatica hoort het onderwerp bij de persoonsvorm Zelfstandig naamwoord: gram-ma-ti-ca de grammatica...
L.J.M. Bogaert (2007)
(o.), syn. spraakkunst; de verzameling van alle regels van een taal en de uitzonderingen daarop; de beschrijving van het taalsysteem van een bepaalde taal; descriptieve ~ de beschrijving of het model van de ‘inwendige’ grammatica die elke spreker van de taal bezit; prescriptieve ~ een grammatica die voorschrijft hoe men zou moeten spre...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. - (ars) = taalkundige (kunst), Gr. grammatikè, van gramma = letter, geschrift, van graphein = schrijven] spraakleer, -kunst; leerboek daarvan.
A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)
spraakkunst.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Gr.-Lat.), v. (-’s), 1. spraakkunst, spraakleer ; 2. boek waarin een spraakleer behandeld is.
Winkler Prins (1949)
(Gr. gramma, letter), spraakkunst,
M. J. Koenen's (1937)
v. grammatica's (Gr.-Lat. [v. Gr. gramma = letter]: spraakkunst).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Grammatica - zie SPRAAKKUNST.
G.F. Callenbach (1908)
spraakleer, spraakkunst.
J.H. van Dale (1898)
GRAMMATICA, v. (-’s), spraakkunst, spraakleer. GRAMMATICAAL, bn. bw. de spraakleer betreffende hij schrijft grammaticaal, overeenkomstig de taalregelen; — (muz.) grammaticaal accent, het accent van het woord. GRAMMATICUS, m. (...ei), spraakkunstschrijver of -geleerde.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.