Grafelijk
adj., greeflik.
Van Dale Uitgevers (1950)
ook GRAAFLIJK, bn. bw., 1. aan een graaf toekomende : het grafelijk bewind ; grafelijke goederen ; een grafelijke titel; — 2. door een graaf aangesteld, uitgevaardigd enz. : een graf dijk ambtenaar; een grafelijke vrijbrief; 3. het grafelijk tijdperk, toen de graven als landsheer regeerden, onder de...
Jozef Verschueren (1930)
('gra:fələk) bn. en bw. 1. (als) van, eigen aan, betreffende een graaf ; -e goederen; het tijdperk van onze geschiedenis, dat der graven. 2. door een graaf aangesteld, uitgevaardigd enz. : een ambtenaar; een -e vrijbrief.
J.H. van Dale (1898)
GRAFELIJK, ook GRAAFLIJK, bn. bw. aan een graaf toekomende het grafelijk bewind; grafelijke goederen; een grafelijke titel; — door een graaf aangesteld, uitgevaardigd enz.: een grafelijk ambtenaar; een grafelijke vrijbrief; — het grafelijk tijdperk, toen de graven regeerden, onder de graven; — van een graaf afstammende: hij is v...
I.M. Calisch (1864)
Grafelijk, bn. en bijw. eenen graaf betreffende, - toebehoorende; van een graafschap; eene -e kroon; de -e waardigheid; -e goederen. *-HEID, v. gmv. waardigheid van graaf.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: