Wat is de betekenis van Goût?

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Goût

[Fr., van Lat. gustus] smaak.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Goût

smaak

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Goût

smaak, liefhebberij

2024-04-20
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Goût

smaak; trant, stijl; zin, lust, neiging, liefhebberij: de bon goût, smakelijk; smaakvol; de haut goût, sterk gekruid; pikant; de mauvais goût, smakeloos, lelijk; faire passer à qn. le goût du pain, iem. naar de andere wereld helpen; prendre goût à, zin (smaak) krijgen in; chacun à son goût, i...

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

gout

1. jicht; 2. drup(pel).

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Goût

(Fr.), m., smaak; kunstzin.

2024-04-20
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

gout

jicht, arthritis urica; bijv. nw. gouty.

2024-04-20
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

goût

(Fr.) m. smaak.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

goût

m. goûts (Fr. [Lat. gustus]: smaak; ook: kunstzin); (oû = oe).