Gootgat
s.n., goat(s)gat (it).
M. J. Koenen's (1937)
o. gootgaten (gat, waardoor het vuile water in de goot of in de zinkput loopt; waterloosgat).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), gat waardoor het vuile water wegloopt (in de goot, in de zinkput, in het water); door het — binnenkomen, ongemerkt.
J.H. van Dale (1898)
o. (-en), het gat in den muur waardoor het vuile water wegloopt (in de goot, in den zinkput, in het water); — door het gootgat binnenkomen, ongemerkt; — (w. g.) hij grinnikt als de duivel voor het gootgat, hij trekt een leelijk gezicht; — (w. g.) zitten, staan kijken als een uil voor een gootgat, onnoozel staan, zitten kijken, (...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: