Wat is de betekenis van gooien?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gooien

gooien - Werkwoord 1. (ov) het door de lucht verplaatsen van een voorwerp, al dan niet naar een doelwit Woordherkomst Afkomstig van het Middelnederlandse goyen. Synoniemen werpen

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gooien

gooien - regelmatig werkwoord uitspraak: gooi-en 1. met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt ♢ hij gooide de bal in het net Regelmatig werkwoord: gooi-en ik gooi ...

2024-04-18
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

gooien

Bijspelen, meestal van een kleine kaart.

2024-04-18
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

gooien

De letterlijke betekenis van gooien ‘werpen’ is afgezwakt in de Brabantse verwensing gooi jezelf maar voor de trein! De emotionele waarde ervan duidt op minachting, onverschilligheid e.d. De betekenis is nu zoveel als ‘ik kots van je, je mag van mij subiet oprotten’.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gooien

v., smite, goaije; hard —, soal(j)e, keil(j)e, kegelje, kingelje, kinkelje; telkens —, toarkje; om het verst —, fiersmite, -skaeije; met stenen —, mei stiennen slaen.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

gooien

ik heb er alle kienen opgegooid, aangewend.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gooien

gooide, h. gegooid (1 werpen, smijten, smakken; 2 bij verschillende spelen): 1. met de deur gooien, hard de deur toeslaan; iem. met iets gooien; fig. zijn geld in ‘t water gooien (ook: werpen, smijten), onnut uitgeven, verspillen aan een dwaze of roekeloze onderneming; iem. iets naar het hoofd gooien, d. i. bitter verwijten; het op iets (ande...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gooien

(gooide, gegooid) [〜 gauw] I. Eig. (is) Veroud. snel voortgaan: „gooien” is nog blijven voortleven in het woord „gooi”. II. Metn. 1. Algm. werpen; (met) sneeuwballen -; iemand op de grond -; gooi die brief eens in de bus; het op iets (anders) -, het gesprek op iets (anders) brengen. ➝ anker, balk, bank, boeg, boel, geld, g...