Wat is de betekenis van Goochelspel?

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

goochelspel

o. (goochelarij; fig. droomgezicht, bedrog).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

goochelspel

o. 1. Eig. goochelarij. 2. Metf. bedrog.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Goochelspel

o. goochelarij; ...STUK, o. (-ken), goochelkunstje; ...TASCH, v. (...tasschen), tasch, zak, waar de goochelaar zijn benoodigdheden in bergt, of waar hij voorwerpen uit te voorschijn brengt of in laat verdwijnen; ...TOER, m. (-en), goochelkunstje; ...WERK, o. duivelskunstenarij.