Wat is de betekenis van gomelastiek?

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gomelastiek

o., in bet. 3 en 4 gomelastieken (eig. veerkrachtige gom: 1 gestold sap van de gomboom: caoutchouc: 2 geprepareerde caoutchouc, vlakgom: 3 een stukje vlakgom: 4 een band van of met caoutchouc, elastiekje): 1. gomelastiek, 81 balen verkocht, gevulcaniseerde gomelastiek; 2. met gomelastiek iets uitvegen: 3. reik me je gomelastiek eens: 4. het gomelas...

2024-04-18
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gomelastiek

Gomelastiek - ➝ Rubber.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gomelastiek

o. (-en; -je) [gom elastiek! I. Eig. gummi, rubber. II. Metn. 1. gom (II). 2. elastiek: het -je van mijn hoed is gesprongen.

2024-04-18
Algemeen Technisch woordenboek

H.J. van Eyk (1916)

Gomelastiek

Een veerkrachtige gomsoort, caoutchouc.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gomelastiek

o., 1. veerkrachtige stof, het verdikte of gestolde melksap van de gomboom, gummi, rubber, caoutchouc: een pop van 2. ruw of geprepareerd gummi om schrift met potlood of ook met inkt uit te wissen, vlakgom: veeg het maar uit met —; als voorwerpsnaam.

2024-04-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)