Wat is de betekenis van goedje?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

goedje

(18e eeuw) (inf.) kind. Reeds in het werk van Huygens. In de Zaanstreek ook: meisje. • Elk een van dat lieve goedje lacht van vreugd zo dra 't haar ziet. (Betje Wolff: Proeve over de opvoeding. 1780) • ‘Domme jongen! - domme meid! malle kinderen! nu mag je zitten zonder speelgoed - wij zijn beschaafd lief goedje; m...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

goedje

goedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord goed

2024-03-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

goedje

o. (g. mv.), 1. spullen: zij is zuinig op haar —; 2. aanduiding van een stof die men niet nader kan of wil noemen: wat is dat voor ?; het is gevaarlijk —; hoe heet dat — ook dat zo lekker ruikt?; 3. collectieve aanduiding van levende wezens: het jonge —, de kinderen; het is aardig —, die jonge katten.