Wat is de betekenis van goedaardig?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

goedaardig

goedaardig - Bijvoeglijk naamwoord 1. geen schade aanrichtend, niet gevaarlijk Een goedaardige tumor. 2. met een goed karakter Een goedaardige inborst. Woordherkomst Samenstellende afleiding van goed en aard met het achtervoegsel -ig ...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

goedaardig

goedaardig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: goed-aar-dig 1. met een goed karakter ♢ het is een goedaardige jongen 2. niet gevaarlijk of dodelijk ♢ het gezwel is goedaardig Bijvoegli...

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

goedaardig

Niet in staat om iets in het lichaam kapot te maken, meestal gezegd van een gezwel. De dokter gebruikt dit woord bij aandoeningen en klachten die geen kwaad kunnen, waarbij de oorzaak niet ernstig is en waarbij je niet zieker wordt als er niets aan wordt gedaan. Het woord wordt vooral gebruikt bij gezwellen. Het is het tegengestelde van ‘kwaadaardi...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

goedaardig

goed van aard, goedig.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Goedaardig

adj., goed, guodlik, froed; — en wat onnozel, sahwat goed-hinne, goed foar jin hinne, sahwat goed-froed hinne.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

goedaardig

1. bn. (welwillend; goed, zacht van aard), een goedaardig kind, het schaap is goedaardig; die mazelen zijn nogal van een goedaardig soort, niet kwaadaardig; 2. bw. (op welwillende of goedige, goelijke wijze): zij lachte goedaardig om het dwaze gezegde.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

goedaardig

bn. en bw. (-er, -st) 1. welwillend van aard, inborst: een man; lachen. 2. niet gevaarlijk: een -e ziekte. Tgst. kwaadaardig.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

goedaardig

bn. en bw. (-er, -st), 1. goed van aard, welwillend: een man; bw., op vriendelijke wijze, niet boosaardig: spottend; 2. (van ziekten) ongevaarlijk: een gezwel.