goed bedeeld zijn
(1901) (euf.) (vaak met de toevoeging: door moeder natuur) m.b.t. mannen: een groot geslachtsdeel hebben; m.b.t. een vrouw: grote borsten of mooie benen hebben. Vgl. goed voorzien zijn. • Het zelfvertrouwen en het aplomb zetelt bij de vrouwen, die minder goed bedeeld zijn door moeder natuur. (Fridolen Marinus Knobel: Dagvlinders. 1901) •...