Wat is de betekenis van Godvruchtig?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

godvruchtig

godvruchtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. sterk in god gelovend Het godvruchtige meisje zal vast en zeker in de hemel komen. 2. godvrezend De godvruchtige vrouw was bang dat ze toch vreselijk gezondigd had. Woordherkomst afleiding van god...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

godvruchtig

godvruchtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: god-vruch-tig 1. vervuld van eerbied en ontzag voor God ♢ haar moeder was een godvruchtig mens Bijvoeglijk naamwoord: god-vruch-tig ... is godvruchtiger dan ... ...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

godvruchtig

1. bn. (godvrezend): een godvruchtig mens, een godvruchtig werk, een godvruchtige denkwijze; 2. bw.: hij bad godvruchtig, op vrome wijze.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

godvruchtig

bn. en bw. (-er, -st) met, vol godsvrucht: een -e vrouw; een werk; bidden. Syn. ➝ godsdienstig.

2024-04-24
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Godvruchtig

of „die God vreezen” is in het Nieuwe Testament de aanduiding van zulke heidenen, die in zekere betrekking tot het Jodendom waren getreden zonder nog zich ten volle daarin te laten inlijven; vgl. Hand. 10 : 2, 22, 35; 13 : 16, 26, 43, 50; 17 : 4, 17; 18 : 7. Terwijl de „proselieten” of „Jodengenooten” zich aan de...

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

godvruchtig

bn. en bw. (-er, -st), 1. godvrezend, godsdienstig, vroom: een godvruchtige vrouw; 2. blijk gevend van godsvrucht, vroom: een leven; 3. bw., vromelijk: hij sloeg — een kruis.

2024-04-24
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Godvruchtig

GODVRUCHTIG, bn. bw. (-er, -st), godvreezend, godsdienstig, vroom eene godvruchtige vrouw; — blijk gevende van godsvrucht, vroom een godvruchtig leven; — (Zuidn.) ascetisch een godvruchtige schrijver; — bw. vromelijk hij sloeg godvruchtig een kruis; — (Zuidn.) met nauwgezetheid godvruchtig zijn plicht vervullen. GODVRUCHT...