Wat is de betekenis van Godvruchtig?

2025-02-12
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press

2025-02-12
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-02-12
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

godvruchtig

godvruchtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. sterk in god gelovend Het godvruchtige meisje zal vast en zeker in de hemel komen. 2. godvrezend De godvruchtige vrouw was bang dat ze toch vreselijk gezondigd had. Woordherkomst afleiding van god...

2025-02-12
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

godvruchtig

godvruchtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: god-vruch-tig 1. vervuld van eerbied en ontzag voor God ♢ haar moeder was een godvruchtig mens Bijvoeglijk naamwoord: god-vruch-tig ... is godvruchtiger dan ... ...

2025-02-12
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

godvruchtig

1. bn. (godvrezend): een godvruchtig mens, een godvruchtig werk, een godvruchtige denkwijze; 2. bw.: hij bad godvruchtig, op vrome wijze.

2025-02-12
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

godvruchtig

bn. en bw. (-er, -st) met, vol godsvrucht: een -e vrouw; een werk; bidden. Syn. ➝ godsdienstig.

2025-02-12
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Godvruchtig

of „die God vreezen” is in het Nieuwe Testament de aanduiding van zulke heidenen, die in zekere betrekking tot het Jodendom waren getreden zonder nog zich ten volle daarin te laten inlijven; vgl. Hand. 10 : 2, 22, 35; 13 : 16, 26, 43, 50; 17 : 4, 17; 18 : 7. Terwijl de „proselieten” of „Jodengenooten” zich aan de...

2025-02-12
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

godvruchtig

bn. en bw. (-er, -st), 1. godvrezend, godsdienstig, vroom: een godvruchtige vrouw; 2. blijk gevend van godsvrucht, vroom: een leven; 3. bw., vromelijk: hij sloeg — een kruis.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-02-12
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

godvruchtig

godvruchtig geleed woord Zie: godsvrucht