godvruchtig
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
godvruchtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. sterk in god gelovend ♢ Het godvruchtige meisje zal vast en zeker in de hemel komen. 2. godvrezend ♢ De godvruchtige vrouw was bang dat ze toch vreselijk gezondigd had. Woordherkomst afleiding van god...
Muiswerk Educatief (2017)
godvruchtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: god-vruch-tig 1. vervuld van eerbied en ontzag voor God ♢ haar moeder was een godvruchtig mens Bijvoeglijk naamwoord: god-vruch-tig ... is godvruchtiger dan ... ...
M. J. Koenen's (1937)
1. bn. (godvrezend): een godvruchtig mens, een godvruchtig werk, een godvruchtige denkwijze; 2. bw.: hij bad godvruchtig, op vrome wijze.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) met, vol godsvrucht: een -e vrouw; een werk; bidden. Syn. ➝ godsdienstig.
F.W. Grosheide (1926)
of „die God vreezen” is in het Nieuwe Testament de aanduiding van zulke heidenen, die in zekere betrekking tot het Jodendom waren getreden zonder nog zich ten volle daarin te laten inlijven; vgl. Hand. 10 : 2, 22, 35; 13 : 16, 26, 43, 50; 17 : 4, 17; 18 : 7. Terwijl de „proselieten” of „Jodengenooten” zich aan de...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. godvrezend, godsdienstig, vroom: een godvruchtige vrouw; 2. blijk gevend van godsvrucht, vroom: een leven; 3. bw., vromelijk: hij sloeg — een kruis.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: