Wat is de betekenis van godsvrucht?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

godsvrucht

godsvrucht - Zelfstandignaamwoord 1. met heel veel geloof in god Dat de liefde in Suriname voor het Oranjehuis vanouds groot was en dat Juliana er massaal werd verwelkomd, is geen fabeltje. De basis van die Oranjeliefde was dat wel. Dat fabeltje was de overtuiging dat het koning Willem III persoonlijk was...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Godsvrucht

[v. Du. Cottesfurcht = vreze Gods] vroomheid, godsdienstigheid.

2024-04-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Godsvrucht

Wanneer men het woord godsvrucht vergelijkt met het Duitse woord waaraan het is ontleend, wordt het vreemde tweede woorddeel onmiddellijk duidelijk. In het Duits luidt het namelijk Gottesfurcht, dus: vrees, ontzag voor God. Het Nederlandse godsvrucht is na 1600 opgekomen naast het toen al bestaande bijvoeglijke naamwoord godvruchtig, Middelnederlan...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Godsvrucht

s., godsfreze.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

godsvrucht

v. (eig. vreze en liefde voor God; vroomheid); verg. vruchten.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Godsvrucht

Godsvrucht - → Devotie.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

godsvrucht

v. [Mned. vrucht, vrees] vroomheid: hoogmoed die het mom der gebruikt.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

godsvrucht

v./m., godvrezendheid, vroomheid.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)