godsloon
o. (Z.-N. geringe gift of beloning, karig loon): zegsw. om een godsloon, om niets.
Jozef Verschueren (1930)
o. (-tje) 1. Eig. loon, vergelding van God. 2. Metf. geringe geldelijke vergoeding: om of voor een -(tje) zich afbeulen.
J.H. van Dale (1898)
GODSLOON, o. goddelijke vergelding (in tegenst. met stoffelijke belooning door menschen); (ook) geringe geldelijke vergoeding, karig loon voor zoo’n godsloontje beul ik me niet af; — (Zuidn.) ’t is mij geen godsloon waard, niets waard voor een godsloon. voor niet, om Godswil; ...MAN, m. (-nen), godsgezant, profeet, heilige (ook i...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: