Wat is de betekenis van Godgansch?

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Godgansch

GODGANSCH, GODGANSCHELIJK, bn. gansch (doch sterker dan dit woord): ik heb er den godganschen morgen naar gezocht, en het toch niet gevonden; hij voert den godganschelijken dag niets uit.

Gerelateerde zoekopdrachten