goddeloosheid
goddeloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. gebrek aan eerbied of geloof in een godheid Woordherkomst Afgeleid van goddeloos met het achtervoegsel -heid.
Wiktionary (2019)
goddeloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. gebrek aan eerbied of geloof in een godheid Woordherkomst Afgeleid van goddeloos met het achtervoegsel -heid.
M. J. Koenen's (1937)
v. goddeloosheden (ongodsdienstigheid, zondigheid; boosheid, verdorvenheid; zondige daad).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v., 1. ongodsdienstigheid, boosheid, verdorvenheid: de van deze wereld; 2.(-heden), zondige daad: de goddeloosheden van een diepbedorven maatschappij.
J.H. van Dale (1898)
GODDELOOSHEID, v. ongodsdienstigheid, boosheid, verdorvenheid de goddeloosheid dezer wereld; —, (...heden), zondige daden: de goddeloosheden eener diepbedorven maatschappij.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: