glinster
glinster - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glinsteren ♢ Ik glinster 2. gebiedende wijs van glinsteren ♢ glinster! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glinsteren ♢ glinster j...
Wiktionary (2019)
glinster - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glinsteren ♢ Ik glinster 2. gebiedende wijs van glinsteren ♢ glinster! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glinsteren ♢ glinster j...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. (ongewoon) glinsterende vonk; 2. glans, schittering: de maan wierp een zilveren over het landschap.
J.H. van Dale (1898)
GLINSTER, m. (-s), (ongewoon) glinsterende vonk; de blaasbalg zuchtte en lichtende glinsters omkransten de gloeiende kolen; — glans, schittering de maan wierp een zilveren glinster over het landschap.
I.M. Calisch (1864)
Glinster, m. (-s), glinsterende vonk, glinster. *-EN, ow. gel. (ik glinsterde, heb geglinsterd), een schitterenden glans van zich geven, schitteren. *-END, *-IG, bn. (-er, -st). *-ING, v. gmv. *-WORM, m. (B.v.) (-en), glimworm.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: