Wat is de betekenis van Glanzig?

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

glanzig

bn., bw. (glimmend, blinkend, niet dof): glanzige lokken; glanzig zwart haar.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

glanzig

bn. en bw. blinkend, glimmend: een -e spiegel; -e zijde; zwart haar. Tgst. dof.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

glanzig

bn. (-er, -st), glans afstralend of hebbend, blinkend: — als satijn; haar; het glanzige vee, dat blinkt van gezondheid.

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Glanzig

GLANZIG, bn. (-er, -st), glans hebbende, blinkend glanzig als satijn; glanzig haar; — het glanzige vee. dat blinkt van gezondheid. GLANZIGHEID, v.