glanzig
bn., bw. (glimmend, blinkend, niet dof): glanzige lokken; glanzig zwart haar.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), glans afstralend of hebbend, blinkend: — als satijn; haar; het glanzige vee, dat blinkt van gezondheid.
J.H. van Dale (1898)
GLANZIG, bn. (-er, -st), glans hebbende, blinkend glanzig als satijn; glanzig haar; — het glanzige vee. dat blinkt van gezondheid. GLANZIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: