gister
op de dag voor vandaag. tijdens de dag die onmiddellijk aan de huidige voorafging; tijdens de vorige dag; op de dag voor vandaag; gisteren. Voorbeelden: En als je toch werd aangehouden door een leraar die dan zei: 'Hoe zit dat met jou, waarom was je er niet gister,' dan moest je nooit ontkennen, altijd meteen toegeven. Y...