Wat is de betekenis van gister?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gister

op de dag voor vandaag. tijdens de dag die onmiddellijk aan de huidige voorafging; tijdens de vorige dag; op de dag voor vandaag; gisteren. Voorbeelden: En als je toch werd aangehouden door een leraar die dan zei: 'Hoe zit dat met jou, waarom was je er niet gister,' dan moest je nooit ontkennen, altijd meteen toegeven. Y...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gister

gister - Bijwoord 1. de laatste dag die voltooid is Hij kwam gister langs. Synoniemen gisteren Antoniemen morgen Verwante begrippen eergisteren, eergister, morgen, overmorgen, vandaag

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gister

één dag voor die hede; kort gelede, gisting, opbruising; beroering.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gister

bw. gisteren.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gister

gisteren.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gister

GISTER, bw. zie GISTEREN.