Wat is de betekenis van ginder (spreekt. ginter)?

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ginder (spreekt. ginter)

bw. (van plaats), dáár, op die plaats (op enige, soms op grote afstand van de spreker): hij woont hier en —, hier en daar, ook als uitroep, ter vermijding van ergerlijke woorden, voor den dit en dat: wel hier en —!