Wat is de betekenis van gillen?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gillen

gillen - Werkwoord 1. een harde schelle ongearticuleerde uitroep slaken Hij gilde toen hij in het ravijn viel. gillen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gil

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gillen

gillen - regelmatig werkwoord uitspraak: gil-len 1. schreeuwen met een hoog en hard geluid ♢ hij gilde van de pijn bij die stomp op zijn neus 1. geef maar een gil als ik moet komen [als je het zegt...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gillen

v., skreauwe, raze, (mâl)gûle.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gillen

gilde, h. gegild (1 hard of scherp schreeuwen, een gil geven; 2 gillend uitroepen; 3 gegild worden): 1. (van dieren) een varken kan gillen; (van vrouwen en kinderen) een gillend kind; ‘t is om te gillen; 2. „mijn kind, mijn kind”, gilde zij; 3. een gillende kreet.

2024-04-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gillen

Gillen - van een radiotoestel is het voortbrengen van een giltoon door den luidspreker, zelfs zonder dat een golf ontvangen wordt, dus met antenne en aarde los. Door heftig ➝ genereeren van het toestel kan nl. (bijv. door een te grooten lekweerstand) een groote negatieve roosterlading optreden, waardoor de anodestroom wordt onderbroken, wat een kli...

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gillen

I. (gilde, heeft gegild) 1. een gil geven: het van een varken; een -d kind; het is om (van) te -, het is zo gek dat men zou gillen van het lachen. Syn. ➝ gieren. 2. gillend (uit)roepen: neent neen, gilde zij. 3. schel, hard klinken: een -de lach. II. (gilde, heeft gegild) [msch. ~ gieren] Scheepst. schuin afsnijden nl. 1. zeildoek in schuinse...

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gillen

(gilde, heeft gegild), 1. (onoverg.) schelle kreten doen horen: het kind ligt al een kwartier te —; gil niet zo!, schreeuw niet zo hard; — als een mager speenvarken; het is om te —, om het uit te gieren van het lachen, zo gek; 2. (overg.) gillend roepen of uitroepen: o, neen, neen!, gilde zij; 3. (onoverg.) (van zaken) een hoog...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Gillen

van ’t Gem. gel, gal; zie Galm.