Wat is de betekenis van giebelen?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

giebelen

giechelen. met een zacht en onderdrukt, hoog keelgeluid lachen; giechelen. Vaak gezegd van jonge mensen, vooral van meisjes, en soms met de bijgedachte aan verlegenheid of onvolwassenheid. Voorbeelden: Mijn ene broer zei dat onze vader zijn bestelling niet zelf kon komen halen, omdat we zijn veters aan elkaar hadden geknoopt....

2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Giebelen

GIEBELEN, (giebelde, heeft gegiebeld), half onderdrukt lachen, gichelen: altijd zitten zij te giebelen.