Wat is de betekenis van gezwollenheid?

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gezwollenheid

s., forbolgenheit.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gezwollenheid

v., 1. het dik-of opgezet-zijn; 2. hoogdravendheid.

2024-03-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Gezwollenheid

opgezet, abnormaal verdikt zijn; in de stijlleer: hoogdravendheid, opgeblazenheid, bombastische wijze van voorstelling.

Gerelateerde zoekopdrachten