Wat is de betekenis van gezind?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gezind

gezind - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een bepaalde neiging tot, gesteld op gezind - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van zinnen Woordherkomst Voltooid deelwoord van zinnen Antoniemen ongezind Verwante begrippen genegen, geneigd, gezonnen

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gezind

gezind - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-zind 1. met bepaalde gevoelens voor iemand ♢ hij is mij vijandig gezind Bijvoeglijk naamwoord: ge-zind

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gezind

- hij is goed gezind, hij is goedgehumeurd. Gezwind en goed gezind huppelt Francis Swinnen op en af. - BvL, 09-01-2003. - hij is slecht/vies gezind, hij heeft een slechte bui, is slechtgehumeurd.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gezind

bn. (geneigd, genegen): andersgezind; eensgezind, eendrachtig; goedgezind, kwaadgezind, welgezind; vaderlandsgezind; hij is niet gezind toe te geven, van plan, van mening.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gezind

(gə'zint) bn. en bw. een bepaalde denkwijze hebbend : niet zijn toe te geven. Syn. → genegen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gezind

bn., 1. zo’n denkwijze hebbend of wel in zo’n stemming verkerend als in een bep. genoemd wordt: wel, slecht, goed, niet al te best zijn; zij waren elkaar vijandig —, koesterden vijandige gevoelens voor elkaar; hij is geheel anders dan zijn vader, heeft heel andere denkbeelden en neigingen; rooms—, konings—, republikein...

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)